Tot en met de oplevering van het Centraal Station, de Rotterdam en de Markthal ging Rotterdam gebukt onder een negatief imago. Amsterdammers of Utrechters kwamen hier echt niet. Een verdwaalde Hagenees was zelfs in de Baja Beach Club een attractie. Door een combinatie van betaalbare woningen, creatieve industrie, nieuw elan met dank aan architectonische hoogstandjes en toffe horecaconcepten is de stad de internationale ranglijstjes binnengestormd. Dit doet denken aan honderd jaar geleden toen Rotterdam met gedurfde architectuur, grote infrastructuurprojecten en vooroorlogse hoogbouwdrang zichzelf ook al profileerde als wereldstad in spe. Wat kan het huidige Rotterdam uit die tijd meenemen naar de nieuwe roaring 20s die er aan komen?
Door: Derek van den Berg en Stijn van Pelt
Rotterdam ging lange tijd gebukt onder een negatief imago. Amsterdammers of Utrechters kwamen hier echt niet. Een verdwaalde Hagenees was zelfs in de Baja Beach Club een attractie.
Rotterdamse vooroorlogse hoogbouwambities
Al voor de Tweede Wereldoorlog etaleerde Rotterdam haar hoogbouwambities. Het Witte Huis bijvoorbeeld was decennialang de eerste ‘wolkenkrabber’ en het hoogste kantoorgebouw van Europa. In de jaren ‘20 en ‘30 kwamen de Rotterdamse havenbaronnen met ambitieuze plannen om Chicago achterna te gaan als hoogbouwstad. The Windy City was op dat moment nog meer dan New York, HET voorbeeld van moderne stad met hoogbouw.
Voor het bombardement was Rotterdam een bruisende stad met zo’n 80.000 centrumbewoners (ter vergelijking: nu zijn dat er net geen 35.000) en een rijk cultureel aanbod. Dansen deed je niet in Annabel maar bij het Hofplein in onder andere de Pschorr. Voor wat ruiger vermaak had je de Schiedamsedijk.
De Pools-Joodse bioscoopondernemer Tuschinski – in tegenstelling tot wat velen denken een Rotterdammert – had prachtige zalen in onze stad. Zijn grootste bioscoop stond niet in Amsterdam maar in Rotterdam. Film was hip en happening in die tijd en Rotterdam liep vooraan mee in deze ontwikkeling. Vanuit Scheveningen en Den Haag kwam je direct aan op station Hofplein, een unicum in die tijd. De toekomst denderde door de stad heen.
Dansen deed je niet in Annabel maar bij het Hofplein in onder andere de Pschorr. Voor wat ruiger vermaak had je de Schiedamsedijk.
Prachtige plannen waren er om van de Coolsingel een allee met grootstedelijke allure te maken. De Passage op de plek waar nu C&A zit was een schitterend overdekt winkelgebied en de Bijenkorf van Dudok – deze kwam in 1930 – was een winkel waar mensen van heinde en verre op af kwamen. Om alle ‘gelukszoekers’ die op de almaar uitbreidende havenactiviteiten afkwamen te huisvesten werden op Zuid hele woonwijken uit de grond gestampt. Klinkt herkenbaar, niet?
Het mooie van die tijd was de bravoure en daadkracht die in de stad hing. Men wilde vooruit en was niet bang om de toekomst te omarmen. Rotterdam was een zelfverzekerde jongedame die groots durfde te dromen en die nog geen verminkingen had opgelopen van oorlogsleed. De stad groeide hard en had een grote aantrekkingskracht op mensen van buiten Rotterdam. Het vliegveld in de Waalhaven – toch een beetje de voorloper van Schiphol – stond symbool voor de behoefte om goede snelle verbindingen te hebben met overzee. Rotterdam was een metropool in wording.
En toen liep alles anders
We hoeven niet uit te leggen wat er daarna is gebeurd. Dat verhaal is bij iedere Rotterdammer en Nederlander met de papleper ingegoten. De Wederopbouw stond symbool voor een hele andere tijdsgeest en produceerde dan ook een volledig ander soort stad. Het Modernisme werd in Rotterdam geïntroduceerd en daarmee werd een nieuwe weg ingeslagen. Tot nu dan. Wij dromen namelijk nog wel regelmatig van een herintrede van de roaring 20s in Rotterdam. Het optimisme, de bravoure, de daadkracht en het bruisen van die tijd mag wat ons betreft weer de dienst uit gaan maken. Geen tweede stad van Nederland maar de stad waar de toekomst wordt neergezet! Ook toen waren het overigens roerige tijden.
Rotterdam was een zelfverzekerde jongedame die groots durfde te dromen en die nog geen verminkingen had opgelopen van oorlogsleed.
Back to the future
Wat moeten we doen om de spirit uit de stad van toen naar het hedendaagse Rotterdam te halen? Want naast de mindset van de Rotterdammer, die er altijd al één was van doorzetten en handen uit de mouwen is er wel een serieuze verandering nodig in het beeld waar Rotterdam voor staat als stad. ‘Stad zonder poespas’ is vaak misbruikt om matige architectuur en goedkope materialen te verantwoorden. Het noeste imago van stad voor harde werkers heeft de rijke historie van kunst en cultuur naar de achtergrond gedrukt alsof dat niet bij Rotterdam hoort. Franje is iets voor Amsterdam, dat motte we hier niet wordt wel eens gezegd. Daar dacht men 100 jaar geleden heel anders over.
Wat kunnen we uit die tijd meenemen naar het komende decennium?
Maak de stad voor haar inwoners, niet louter voor de bezoekers. De auto is een heel fijn vervoersmiddel, maar het is geen stadmakend element. Wij hebben nog nooit iemand horen zeggen ‘ik ga lekker een biertje drinken tussen de auto’s op die parkeerplaats’. Langzaam vervoer zoals wandelen en fietsen moet de boventoon voeren. De auto kan onder de grond of in gebouwen als gast van het gebied een toekomst tegemoet zien. 100 jaar geleden waren er amper auto’s, dus straten waren er ook niet op ingericht. Dat leverde wel fijne stadsstraten op.
De auto is een heel fijn vervoersmiddel, maar het is geen stadmakend element. Wij hebben nog nooit iemand horen zeggen ‘ik ga lekker een biertje drinken tussen de auto’s op die parkeerplaats’.
Gebouwen zijn net vrouwen
Een beroemde frase van Jules Deelder refereert naar Rotterdam als ‘Het ligt vierkant hoog en hoekig gekanteld in het tegenlicht ‘om af te sluiten met ‘Rotterdam is vééls te ècht’. Voor de oorlog was Rotterdam helemaal niet hoekig en recht en toch was die stad levensecht. Er mogen best gebouwen in Rotterdam staan die breken met dat nukkige rechte imago. Naast vrouwen mogen ook gebouwen best ronde vormen hebben. Graag zelfs! Ronde toeters, boogramen en afgeronde hoeken van gebouwen geven de stad alleen maar meer karakter.
Naast vrouwen mogen ook gebouwen best ronde vormen hebben. Graag zelfs! Ronde toeters, boogramen en afgeronde hoeken van gebouwen geven de stad alleen maar meer karakter.
Verticaliteit in gevels van straten toepassen voor een interessanter straatbeeld
Wat opvalt aan oude foto’s maar ook aan oude steden in het algemeen, is de nadruk op de verticale lijnen bij gebouwen. In Rotterdam zijn we steengoed in het neerzetten van horizontaal georiënteerde monotone drollen. Het levert een saaie eenheidsworst op zoals bij projecten als Up:Town of 100hoog in het Maritiem District. Prima gebouwen verder, maar het onderste deel van het gebouw getuigt niet van veel ontwerpcreativiteit.
Een mooi voorbeeld hoe het ook kan is de oude Hoogstraat vanuit de hoek waar nu de Markthal staat. Ook vroeger was er een veldje met daaraan de winkelstraat en daarachter de Laurenskerk. Het oude beeld is vooral een stuk aantrekkelijker omdat er verschillende hoogtes en verschillende gevelontwerpen aanwezig waren die gezamenlijk het straatbeeld vormen. Deze verticale variatie maakt een straat zoveel interessanter dan bijvoorbeeld de straatgevel van het huidige complex aan de Hoogstraat, De Rotterdam of een New Orleans.
Tijd voor de roaring 20s
We zijn in Rotterdam heel goed in zelfbevlekking over onze zogenaamde ‘handen uit de mouwuh mentaliteit’. Dit ideaalbeeld dat na de Tweede Wereldoorlog is opgekomen, is bij veel mensen onterecht symbool geworden voor het karakter van de stad. Het Rotterdamse na-oorlogse karakter gaat gepaard met een streven om alles maar zo gewoon mogelijk te doen. Rechte vormen in plaats van mooie rondingen. Monotone gevels in plaats van versieringen en franje. En gezelligheid doe je maar in je vrije tijd, in Rotterdam wordt gewoon gewerkt. Hoe anders was dit voor de Tweede Wereldoorlog, toen Rotterdam op het gebied van stedenbouw, architectuur en vertier de toon zette.
Wat ons betreft wordt de periode van voor 1940 weer een integraal onderdeel van het karakter van Rotterdam. De eerste voortekenen voor een nieuwe roaring 20s zijn goed. Het ene na het andere hippe horecaconcept landt in de stad. Wakend oog van nachtelijk Rotterdam ‘Ted Langenbach’ heeft nachttempel NOW&WOW weer leven in geblazen, één van de dikste clubs van het land. En de komende jaren wacht ons in de binnenstad een mooie lijst aan moddervette nieuwe wooncomplexen voor de Rotterdammer met de goedgevulde portemonnee, variërend van Post Rotterdam tot aan het Pixelpaleis ‘The Sax’.
We zijn in Rotterdam heel goed in zelfbevlekking over onze zogenaamde ‘handen uit de mouwuh mentaliteit’. Dit ideaalbeeld dat na de Tweede Wereldoorlog is opgekomen, is bij veel mensen onterecht symbool geworden voor het karakter van de stad.
Maar toch, om echt die roaring 20s te krijgen moet er nog een grote stap gezet worden. Details en versiering zijn wat ons betreft integraal onderdeel van een goed ontwerp! Gezelligheid is niet per definitie een uitgangspunt, maar ontstaat automatisch als er voor straten in plaats van gebouwen wordt gekozen. Maak stad, geen losse verzameling van torens. Aaneengesloten straatwanden geven geborgenheid en richting in een stad. Meer verticale diversiteit in de Rotterdamse straten, meer nadruk op de voetganger en hordes aan nieuwe centrumbewoners kan de roaring 20s van de vorige eeuw weer helemaal terugbrengen. Rotterdam is weer een stad met een hart, hoogste tijd om dat hart dus harder dan ooit te laten bonken!
Ook wat te vertellen?